Bodemdaling

Het overgrote deel van de provincie Zuid-Holland bestaat uit veen of slappe klei, waar het maaiveld daalt als gevolg van veenoxidatie of zetting. Dankzij ons vermogen om in te spelen op bodemdaling leven we al eeuwen met droge voeten op die slappe bodem. Het kunnen regelen van de hoogte van het grondwater (in het landelijke gebied) of van het maaiveld (in het bebouwde gebied) was daarvoor essentieel. Wat begon vanuit de kracht van het kunnen aanpassen aan een lastige natte omgeving, ontwikkelde zich gaandeweg tot een gebruik dat als normaal gezien wordt. Het reguleren van het grondwaterpeil of van de maaiveldhoogte blijkt echter grenzen te hebben en die eindigheid is in sommige gebieden al voelbaar.

Er zijn fysieke en menselijke grenzen. Fysiek omdat er bij peilaanpassingen uiteindelijk geen bodem overblijft door oxidatie van het veen of, in het geval van slappe klei, omdat door belasting en inklinking de bodem letterlijk onder water verdwijnt. Van een menselijke grens is sprake als de investeringen van gemeenschapsgelden, voor peilverlaging of maaiveldophoging, niet meer in verhouding staan met de maatschappelijke en individuele baten. De mate waarin deze eindigheid zich manifesteert verschilt per gebied en in de tijd. In een aantal gebieden vraagt de situatie om een acute aanpak en in andere gebieden kan men nog jaren met de gebruikstraditie voort. Wat nu? Er is niet één pasklare oplossing. De uitdaging aan alle betrokkenen is om ‘de kracht van het aanpassen aan lastige situaties’ weer aan te boren, om uit de gebruikstradities te stappen en te zoeken naar wat wél kan. Uiteraard in relatie tot de urgentie ter plaatste. De uitdaging is: Bewegen op slappe bodem!

Bewegen op slappe bodem

Meerdere partijen zijn bij de uitdaging ‘bewegen op slappe bodem’ betrokken. Denk aan eigenaren, gebruikers, gemeenten, waterschappen en provincies. Elke partij heeft daarbij een eigen positie en een eigen rol. Een kenmerk van de situatie is dat niet één partij het probleem alleen kan oplossen. Ze hebben elkaar nodig. Het meest kansrijk is als de partijen, vanuit hun eigen perspectief en eigen rol, bijdragen aan de zoektocht naar en vormgeving van noodzakelijke veranderingen. Het is een geheel nieuwe uitdaging; de eindigheid van normaal geacht gebruik, meerdere betrokken partijen, diverse eigen rollen en niet één probleemeigenaar. Bij elkaar is dat geen eenvoudige context om te zoeken naar hoe om te gaan met deze eindigheid. Daarnaast maakt beëindiging van wat normaal geacht wordt vaak emoties los; van het gevoel recht te hebben op wat gewoon was tot gevoelens van verlies en teleurstelling.

Feiten en cijfers

Bodemdaling door oxidatie van veengrond Ongeveer 25% van het provinciaal grondgebied van Zuid-Holland bestaat veengrond die meer of minder gevoelig is voor bodemdaling door veenoxidatie . Het veenpakket heeft een dikte variërend van 0,4 m tot meer dan 5 m. Bij voortzetting van het huidige landgebruik en –beheer daalt de veenbodem gemiddeld met circa 1 cm per jaar. Bij het proces van veenoxidatie worden zogenaamde broeikasgassen uitgestoten: CO2. In Nederland draagt veenoxidatie ongeveer 2 % bij aan de landelijke uitstoot. Plaatselijk, met name op diepe locaties, kan de bodem ‘opbarsten’ waarbij het water door de bodem komt. 

Er kunnen ook (brakke) grondwaterwellen ontstaan, waarbij water door de dijken sijpelt. Regelmatige peilverlagingen resulteren onder meer in afvoer over steeds grotere hoogten, toename van de hoeveelheid brak grondwater om af te voeren en toename van het aantal peilvakken door ongelijkmatige bodemdaling. De extra kosten voor waterbeheer, die dit tot 2050 met zich meebrengt, worden door het PBL (2016) ingeschat op 200 miljoen euro voor alle Nederlandse Laagveengebieden. Lokaal kunnen deze kosten relatief hoog en sterk bepalend zijn voor de toekomst, bijvoorbeeld in de zogenaamde knikpuntgebieden.

Bodemdaling door belasting van slappe veen- of kleigrond

Ca 75% van het provinciaal grondgebied is een slechte of niet optimaal draagkrachtige ‘slappe’ grond. Veen- en of kleigronden zijn ‘slap’. De dikte van deze slappe grond variërend van 0,4 m tot meer dan 15 m. Onder invloed van boven belasting, door een asfaltweg of zandpakket, wordt de slappe grond in elkaar gedrukt en daalt de bodem, van enkele 0,5 cm tot 2 cm per jaar. Daar waar de bodem zakt is regelmatig ingrijpen nodig, zoals ophogen en herstel van rioleringen. 

Dat maakt het beheer van openbare ruimtes op slappe bodem 4 x duurder dan op stevige grond. Ook voor particulieren zijn er extra kosten, denk aan het ophogen van tuinen of herstel van funderingen. Ter illustratie een inschatting door het PBL (2016) van de extra kosten tot 2050, voor:

  • funderingsherstel van minimaal 16 miljard euro
  • infrastructuur van minimaal 5 miljard euro

De effecten van bodemdaling

De effecten van bodemdaling zijn divers en treden wisselend in omvang, tijd en ruimte op. Het betreft veelal een onomkeerbaar proces met negatieve impact op duurzaamheid. De effecten werken door op diverse beleidsterreinen die de provincie aangaan, waaronder: 

  • waterkwaliteit, -veiligheid of –overlast
  • hoogte waterschapsheffingen
  • natuur-, archeologische en (veenweide)landschapswaarden
  • infrastructuur: wegen, gebouwen, monumenten, houten paalfunderingen, leidingen
  • hoogte gemeentelasten
  • leefbaarheid en productiviteit van (veenweide)grond
  • ruimtelijke kwaliteit en ruimtelijke ordening
  • klimaat: CO2-emissie

Volledig scherm weergeven

De provincie Zuid-Holland wil helpen om het proces van ‘bewegen op slappe bodem’ vorm te geven en te ondersteunen. Het merendeel van de provincie bestaat uit slappe bodem en ook daar wordt een vitale en duurzame toekomst beoogd. De provincie heeft een rol in het verbinden van belangen, ideeën en partijen en het versterken van expertise, kennis en netwerken. Met andere partijen onderzoeken wat kan en hoe dat te bereiken valt. Geen blauwdrukken, geen kant en klare plannen, wel de wil om nieuwe kansrijke ideeën in het veen tot ontwikkeling te krijgen. De provinciale ambitie heeft zich vertaald in het Programma Bodemdaling.
Het programma is ingevuld langs drie strategische lijnen:

  • Kennis ontwikkelen en verzamelen over de bodemdaling opgaven en mogelijke oplossingen.
  • Communiceren met als doel het stimuleren van bewustwording en het versterken van verantwoordelijkheid.
  • Doen, stimuleren en zichtbaar maken van innovaties, handelingsperspectieven en technische, financiële, juridische tools.

Drie routes om samen met betrokkenen perspectieven voor een vitale leefbare toekomst te ontwikkelen, op basis waarvan toegesneden beleidskeuzes kunnen worden gemaakt.